Onterechte vergetelheid

Vandaag de dag krijgt literatuur steeds minder aandacht in de maatschappij. Een stigma waar vooral de Nederlandse literatuur mee worstelt is dat het saai is. Ik moet zeggen dat de huidige manier van lesgeven van het vak Nederlands mijns inziens daar niet positief aan bijdraagt. In dit artikel wordt gelukkig niet betoogt wat er allemaal niet mis is met de huidige maatschappij. In plaats daarvan neem ik u mee langs een drietal notabele schrijvers binnen de Nederlandse literatuur, verdeeld over de zeventiende, negentiende en twintigste eeuw.

 

Vondel

Joost van den Vondel, ook wel Prins der dichters genoemd, is misschien wel Nederlands’ grootste en bekendste schrijver. Tijdens zijn leven ontfermde Vondel zich over een breed scala aan literaire genres, waaronder toneelstukken, poëzie en epen. Vondel is op 17 november 1587 geboren in Keulen, waar hij slechts een klein gedeelte van zijn leven heeft doorgebracht. Het grootste gedeelte van zijn leven speelde zich af in Nederland, waar hij op 5 februari 1679 is gestorven. Een van zijn meest notabele werk is ‘Gysbreght van Aemstel’ (1637), een toneelstuk dat jaarlijks van 1638 tot 1967 werd opgevoerd in Amsterdam. De traditie van de opvoering van het stuk is helaas verloren gegaan in de jaren 60. Andere noemenswaardige werken zijn onder andere ‘Jeptha’ (1659), een Bijbels tragedie dat Vondel zelf als zijn beste werk beschouwde, ‘Lucifer’ (1653), een alom geprezen en een van Nederlands’ weinig literaire werken dat een plek inneemt binnen de wereldliteratuur, en ‘Palamedes oft Vermoorde onnooselheyd’ (1625), een toneelstuk waarin Vondel zijn kritiek uit op de onthoofding van Johan van Oldenbarnevelt. Vondel schuwde het dus niet om zijn politieke mening, die in zijn tijd enigszins onorthodox was, in zijn werken naar voren te laten komen, of zelfs centraal te stellen. Een ander werk waar dat uit blijkt is het werk ‘Maria Stuart of Gemartelde Majesteit’ uit 1646. In dit werk wordt men meegenomen in de laatste uren van Maria I van Schotland, vlak voor haar executie door Elizabeth I van Engeland. Maria Stuart was katholiek en maakte aanspraak op de troon van protestantse Elizabeth. De uitwerking van deze gebeurtenis door Vondel werd door de protestanten in Nederland niet geheel gewaardeerd. Met zijn werk trapte Vondel zacht uitgedrukt dus af en toe wat mensen op hun voeten, iets dat haaks staat op de saaie connotatie die met het woord literatuurgeschiedenis verbonden is.

 

Couperus

Aangekomen in de tijd van de belle époque vindt men de Nederlandse schrijver Louis Couperus. Wederom een schrijver die als een van de belangrijkste der Nederlandse literatuur geldt. Hij begon zijn carrière met het schrijven van gedichten. ‘Een lent van vaerzen’ uit 1884 is zijn eerste poëziebundel. Hierna volgden er nog meerdere, zoals ‘Orchideeën’ (1886). Pas echt spannend wordt het in 1888, met het verschijnen van zijn debuutroman ‘Eline Vere’. De krant Het Vaderland gaf de roman uit in 119 delen als feuilleton. In 1889 kreeg het boek een eigen druk door P.N. van Kampen & Zoon.

 

Kenmerkend voor Couperus’ werk is zijn sierlijke en meanderende schrijfstijl. Een schrijfstijl waarin men, net als in zijn boeken, volledig verloren kan raken. Een bijzonder elegant voorbeeld is te vinden in de roman Eline Vere: “Eline zag er frisch en helder uit, in eene eenvoudige matinée: een rok van drie groote volants en een effen corsage, beide van eene donkergrijze, wollige stof, die glad over het corset spande, het middel omsnoerd en omstrikt met een grijs zijden lint als ceinture; aan haar hals een klein flikkerend gouden pijltje. Zij droeg geen ringen, geen braceletten; zij had iets zeer gewild eenvoudigs en jonkvrouwelijk stijfs. Op het voorhoofd en in den nek kroezelden wat fijne lokjes, als uitgerafelde zijde.” Deze zinnen, waarin Couperus de lezer een beeld geeft van Eline Vere, zijn typerend voor de periode waarin het boek is geschreven, en zouden gezien kunnen worden als een letterkundige manifestatie van Jugendstil, een kunststroming die populariteit won tijdens de belle époque of fin de siècle. In wezen is deze zin vergelijkbaar met de ontwerpen van Antoni Gaudí, maar dan uitgedrukt in woord en taal.

 

Willem Frederik Hermans

De Nederlandse literatuur kent drie grote naoorlogse schrijvers, de Grote Drie, bestaande uit Gerard Reve, Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans. Elk van deze schrijvers kent zijn volgelingen, en van die volgelingen zult u horen dat bijvoorbeeld de kwaliteit van het werk van Hermans toch net wat even minder is dan de kwaliteit van het werk van Reve, of dat de ‘troep’ van Mulisch de werken van Reve onmogelijk kan evenaren. Hoe dan ook, alle drie de schrijvers behoren tot de besten van hun tijd, en daar dien je niet geheel incapabel voor te zijn. Enfin, een van de Grote Drie is Hermans. Een schrijver wiens werk bol staat van veelzijdigheid en hier en daar een pessimistische ondertoon kent.

 

De veelzijdigheid van zijn werk is enorm. Zo legde Hermans zich tijdens zijn carrière toe op het schrijven van romans, novellen, toneelstukken, poëzie, maar ook wetenschappelijke werken, essays en reisverhalen. De thematiek in Hermans zijn boeken is enigszins pessimistisch. In zijn meesterlijke roman ‘Nooit meer slapen’ (1966) komt het wereldbeeld van Hermans goed naar voren. Daarin beschrijft hij de expeditie naar Lapland van Alfred Issendorf, een jongen die zich toelegt op het vakgebied van de geologie, een vakgebied waar Hermans zich zelf ook mee bezighield. De expeditie kent een dramatisch verloop, en door het hele boek heen wordt Alfred geteisterd door zijn onkunde, zijn onmogelijke opdracht, muggen en wat later blijkt ook zijn geestelijke gesteldheid. Naarmate het boek vordert neemt de neerslachtigheid een prominentere plaats in. Nooit meer slapen is voor Alfred één grote lijdensweg. Dat in tegenstelling tot Hermans zijn tegenstanders in het publieke debat, waar Hermans adrem mee afrekent.

 

Is het nog vermakelijk?

De Nederlandse literatuur neemt binnen de wereldliteratuur nauwelijks een plek in. Hoewel dat in veel gevallen volledig terecht is, is dat in veel gevallen daarentegen volledig onterecht. Ik acht het niet waarschijnlijk dat wij als Nederlanders plots de wereld weten te overtuigen om een keertje Nederlandse literatuur te gaan lezen, dus hebben wij, samen met de Belgen, het rijk alleen.

 

Ik hoop dat ik jullie niet te veel heb verveeld met mijn ‘lesje’ Nederlands. Na het schrijven kan ik moeilijk geloven dat ik bij ook maar een van u enthousiasme heb aangewakkerd. Ik ben namelijk geen Vondel, Couperus of Hermans. Desalniettemin hoop ik wel dat ik het besef van de kwaliteit van Nederlandse literatuur positief heb kunnen beïnvloeden. Indien ik u nog een aantal leessuggesties mag geven: ‘Noot meer slapen’ van Willem Frederik Hermans, ‘Fidessa’ van Louis Couperus en ‘Terug tot Ina Damman’ (1934) van Simon Vestdijk (de man die sneller schreef dan God lezen kon).

 

Bronnen

  • Literatuurgeschiedenis.org. (z.d.). Joost van den Vondel. Literatuurgeschiedenis. Geraadpleegd op 20 mei 2022, van https://www.literatuurgeschiedenis.org/schrijvers/joost-van-den-vondel
  • Louis Couperus Genootschap. (z.d.). Over Louis Couperus. Geraadpleegd op 29 mei 2022, van https://louiscouperus.nl/over-louis-couperus
  • Stichting Kwast. (z.d.). Maria Stuart. Theater Kwast. Geraadpleegd op 29 mei 2022, van https://stichtingkwast.nl/maria-stuart/
  • Van der Pol, C. (2006, 6 maart). Jeptha (of Offerbelofte). Scholieren.com. Geraadpleegd op 20 mei 2022, van https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-jeptha-of-offerbelofte-door-joost-van-den-vondel
Sluiten