Het maken van betere keuzes
Wie mij vijf jaar geleden had gevraagd wat ik zou worden als ik groot zou zijn, had totaal totaal iets anders te horen gekregen dan nu. Ik had dan waarschijnlijk geantwoord dat ik graag uitvinder zou worden, of astronaut, of misschien zelfs wel architect. Het was voor mijn familie dan ook een hele verassing dat ik nu een heel andere wetenschap bestudeer. Vandaag de dag zou ik, net als vroeger, ook niet weten waar ik uiteindelijk heen ga. Ik vroeg mij dan laatst ook af wat heeft geleid tot waar ik ben, en waar ik mijn keuzes gaandeweg op gebaseerd heb. Heb ik het tot nu toe goed aangepakt? Hoe kan het beter? Ofwel, waar baseren wij meestal onze loopbaankeuzes op en waar zouden we ze op moeten baseren?
Omdat keuzes omtrent onze loopbaan veel maatschappelijke gevolgen zoals geld, stress en uitval, met zich mee brengen, neigen wij te kijken en te luisteren naar onze omgeving. Daarnaast moeten dit soort keuzes het hoofd bieden aan maatschappelijke veranderingen. Er zijn immers veel beroepen die over een decennia vervangen kunnen worden door technologie. Zo studeren er één op de tien universitaire studenten naar een baan die hoogstwaarschijnlijk binnen een decennia verdwijnt. Op het HBO spreekt men zelfs van twintig procent die leert voor zo’n beroep. Het spreekt voor zich dat dergelijke keuzes van groot belang zijn. En bij zulke keuzes neigen we te kijken naar en geïnspireerd te worden door onze directe, dan wel indirecte, omgeving.
Keuzes die wij baseren op ons gevoel, intuïtie en omgeving vallen, bij de theorie van Nobelprijswinnaar D. Kahneman, in ons eerste denksysteem. Dit denksysteem wordt veelal als irrationeel gezien. Ik tracht er niet naar de theorie van Kahneman uitvoerig te bespreken, ik wil slechts het volgende benadrukken; het tweede rationelere denksysteem vereist een veel grotere capaciteit van onze frontale cortex – het voorste deel van ons brein wat minimaal tot ons vijfentwintigste levensjaar door ontwikkelt. Dit tweede denksysteem kan zodoende niet volledig uitgeput worden.
Net zoals bij een strategie voor een bedrijf, wordt een strategie voor jouw eigen loopbaan ook beïnvloedt door externe, onvoorziene factoren. Logischerwijs is een loopbaan niet iets wat vast staat. Het beslissingsproces waar we hier dus over spreken is een proces van non stop beslissen. Deze beslissingen kunnen worden gemaakt aan de hand van de zogenaamde loopbaancompetenties. Deze competenties trachten jou te beschrijven om jou zodoende in staat te stellen rationeel te beslissen over je loopbaan, terwijl het tweede denksysteem nog niet volledig uitgeput kan worden.
Allereerst zijn de kwaliteiten- en motievenreflectie. Deze competenties beschrijven wie je bent als persoon, wat je kan, waar je interesses en motivaties liggen. Daaropvolgend is er de competentie van werkexploratie, die beschrijft wel werk bij je past. Verder is er de competentie genaamd loopbaansturing, waarin wordt gevraagd welke stappen je wil nemen om jezelf te blijven ontwikkelen. Als laatste is er netwerken, de belangrijkste competentie. Hierbij wordt er gevraagd wie jou kan helpen je doel te bereiken. Bij het omschrijven van jouw loopbaancompetenties kan jij tevens de maatschappelijke gevolgen en veranderingen in acht nemen.
Deze loopbaancompetenties kunnen vormgegeven worden in een vragenlijst. Let er dan wel op dat de uitkomst van zo’n vragenlijst slechts een advies is en dat een persoonlijkheid niet gecodeerd kan worden in een kwantitatief interview.
Samenvattend, hoewel het voor ons verleidelijk is te kijken naar onze omgeving, is het handiger om onszelf in kaart te krijgen. Dit kan voortdurend gedaan worden aan de hand van loopbaancompetenties.