Minister van Engelshoven, wat doet u nu?

Het academisch jaar is ondertussen al twee weken onderweg en een nieuw academisch jaar betekent een ander jaar vol veranderingen in het hoger onderwijs. Als het aan minister van Engelshoven (D66) ligt, zal het bindend studieadvies (BSA) vanaf 2020 ingeperkt worden tot 40 ECTS, terwijl hoger onderwijs instellingen de eis nu nog zelf mogen bepalen. Met dit voornemen verraste de minister heel academisch Nederland. Mij rest de vraag of dit voornemen het belang van de academische wereld wel echt dient.

Met dit voorstel lijkt de minister volledig te breken met de trend van de afgelopen tijd. In de afgelopen jaren hebben veel instellingen in het hoger onderwijs namelijk gestreden voor een verhoging van het BSA. Veel bestuurders in het hoger onderwijs zijn dan ook kritisch op het voorstel en dat is begrijpelijk. Dit voorstel is namelijk zeer tegenstrijdig met de prestatieafspraken omtrent studiesucces- en rendement, waarbij afspraken werden gemaakt om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Zes instellingen werden in 2016 met zeven miljoen euro beboet doordat er minder studenten dan gehoopt hun diploma binnen de vastgestelde tijd haalden. Door deze instellingen wordt het (verhoogde) BSA als een van de belangrijkste steunpilaren gezien voor de verbetering van het studiesucces binnen hun instelling. De angst dat het studierendement daalt bij een verlaging van de punteneis van het BSA is dan ook groot. Er heerst in dit voorstel een gebrek aan reflectie bij de minister omdat juist de prestatieafspraken, gemaakt door haar voorganger, zorgen voor het strengere BSA. Achteraf zijn deze instellingen zelfs zeer tevreden met het verhoogde BSA en reageren terecht kritisch. Met dit voorstel dient de minister het belang van de instellingen binnen het hoger onderwijs dus niet, maar geldt dit ook voor de studenten?

De verlaging van het BSA is volgens de minister namelijk voorgesteld in het belang van de student. Zij probeert dit belang te dienen door te reageren op de toename van de hoeveelheid psychische klachten onder studenten. Deze toename wordt volgens een onderzoek van het RIVM waarschijnlijk veroorzaakt door de sociale media, het leenstelsel en de werk/prestatiedruk. Met dit voorstel tracht de minister de laatstgenoemde oorzaak weg te nemen. Van Engelshoven is namelijk bang dat er een te grote werkdruk op de studenten wordt gelegd door het BSA, waardoor de student te weinig tijd heeft voor bijvoorbeeld zelfontplooiing. In deze redenatie zit echter een misvatting. Zo is het aantal uren dat de Nederlandse student gemiddeld aan zijn studie besteedt veel lager dan die van andere Europese studenten. Er zijn zelfs aanwijzingen dat dit aantal nog steeds hard daalt. Nederlanders besteden gemiddeld 32 uur per week aan hun studie, terwijl de Europese koplopers, de Fransen, 40 uur aan studie besteden. Wat doen Nederlandse studenten dan wel met de overgebleven tijd? Werken! Nederlandse studenten zitten ver boven het Europees gemiddelde met de tijd die zij kwijt zijn aan een bijbaan. Deze tijd is door de afnemende studiefinanciering van het afgelopen decennium en de uiteindelijke afschaffing van de basisbeurs zelfs aanzienlijk meer geworden. Een mogelijke relatie tussen de toenemende psychische klachten onder studenten en de invoering van het leenstelsel ontkende de minister in een debat met de Tweede Kamer. Hier mist de minister dus ook reflectie door de schuld van de verhoogde druk bij het BSA neer te leggen, maar niet in te zien dat het leenstelsel extra werkdruk met zich meebrengt.

Maar het vreemdste aan het voorstel is misschien niet eens het gebrek aan reflectie, maar het gebrek aan het op waarde schatten van de voordelen van het huidige BSA. Na de invoering van een 60-punten systeem op de opleiding commercieel management van de Hogeschool Rotterdam werden er bijvoorbeeld meer propedeuses gehaald dan ooit. Het normale propedeuserendement van vijftig tot zestig procent in twee jaar werd vervangen door een rendement van zestig tot zeventig procent in één jaar. Dankzij het hoge BSA verbeterde het propedeuserendement hier aanzienlijk en dit is niet, zoals eerder beschreven, alleen handig voor de instelling, maar ook in het belang van de student. Dankzij deze regeling lopen er veel minder mensen studievertraging op en dat scheelt ten gevolge van het leenstelsel natuurlijk ook in de portemonnee.

Nu het hoger onderwijs niet gebaat is bij dit maximum van het BSA, blijft de vraag wat de minister dan wel kan doen ten gunste van het hoger onderwijs. Is het geen mooi begin om de nog verschuldigde 810 miljoen van de afschaffing van de basisbeurs alsnog in onze generatie te investeren?

 

Sluiten