Een vrijhandelsakkoord tussen Europa en Canada?
De afgelopen dagen is het volop in het nieuws geweest: onzekerheid over de bekrachtiging van het CETA. Het akkoord is verheven tot het onderwerp van de discussie. Dit geldt niet alleen binnen de politiek, maar ook binnen de maatschappij. Politici discussiëren volop over het akkoord en houden zich bezig met stevige onderhandelingen. Tegelijkertijd gaan vele burgers op de been om tegen het CETA te protesteren. De gemoederen lijken zo hoog op te lopen dat ultimata worden gesteld en Canada de onderhandelingen zou willen verbreken. Maar wat houdt het CETA nu precies in, waarom bestaat hier zoveel controversie over en zal het akkoord uiteindelijk van kracht worden ?
Het CETA, kort voor ‘Comprehensive Economic and Trade Agreement’, vormt dus een vrijhandelsakkoord tussen Europa en Canada. Net als elk vrijhandelsakkoord of –verdrag heeft het CETA tot doel om handelsbelemmeringen op te heffen en de handel tussen de betrokken landen goedkoper en gemakkelijker te maken. Het CETA wil dit in verregaande mate bewerkstellingen. Zo zou volgens de Europese Commissie het akkoord een einde maken aan maar liefst 99% van alle tariefbarrières, de waarde van handel tussen de landen doen toenemen met 25 miljard euro op jaarbasis, een jaarlijkse groei van 11,6 miljard euro in het Europese BBP bewerkstelligen en 150.000 banen creëren. Hoe ? Voornamelijk doordat het akkoord douaneprocedures zou vergemakkelijken. Het belangrijkste hierbij is dat invoerrechten, zoals deze nu worden geheven bij de invoer van Canadese goederen, door het akkoord zullen komen te vervallen. Ook zullen de landen met betrekking tot regelgeving meer gaan samenwerken en hoeven producten, nadat zij reeds aan een keuring zijn onderworpen voor de binnenlandse markt, niet opnieuw gekeurd te worden voordat zij geëxporteerd mogen worden. Daarnaast leidt het akkoord tot het beëindigen van handelsdiscriminatie, waardoor Europese bedrijven zullen kunnen concurreren op de Canadese markt. Tenslotte gaat het CETA verder dan een simpel handelsverdrag: het zou tevens moeten leiden tot verbetering van arbeidsomstandigheden en milieubescherming, alsmede de bescherming en stimulering van investeringen. Voor dit laatste punt zullen aparte, gemeenschappelijke rechtbanken worden gecreëerd, die geschillen met betrekking tot de bescherming van buitenlandse investeerders zullen beslechten. Deze rechtbanken staan los van nationale rechtbanken, en tegen hun vonnis staat geen beroep open. Op dit arbitragesysteem zal verder in het artikel nog worden teruggekomen.
Vorige week was nog het tentamen Internationale Economie voor de tweedejaars. Bij dit vak zijn we doodgegooid met allerlei modellen die elk op hun beurt weer hetzelfde duidelijk maakte: ‘international trade increases world output and is beneficial for a country as a whole’. ‘Maar wat is dan het probleem met dit handelsakkoord ?’, kan men zich afvragen. Precies hetgeen waar ook enkele van deze modellen op wezen: ondanks dat een land in zijn geheel beter af is door internationale handel, zullen er altijd binnen het land ‘winnaars’ en ‘verliezers’ zijn. Zo geldt het afschaffen van invoerrechten niet voor een aantal landbouwproducten, waardoor deze aan concurrentiekracht zullen verliezen. Ook kan het afschaffen van een tweede keuring alvorens het overgaan tot export een afbreuk doen aan de veiligheid van voedsel en allerlei andere producten. Daarnaast kent ook de bescherming van investeringen en het nieuwe arbitragesysteem zijn keerpunt: bedrijven zullen namelijk het recht krijgen om de overheid aan te klagen en een schadevergoeding te claimen als haar beslissingen hun investeringen ondermijnen. Dit zal niet alleen gevolgen kunnen hebben voor de financiën van de overheid. Het kan er namelijk ook toe leiden dat – en dat is waar het meest om gevreesd wordt – allerlei milieuwetgeving door bedrijven aan de kant kan wordt geschoven, waardoor het verdrag juist weer niet ten goede zal komen aan milieubescherming. Nationale rechters zullen zich hierover niet uit kunnen spreken, en de overheid kan tegen een vonnis van de aparte, gemeenschappelijke rechtbanken ook niet in beroep. Grote milieuorganisaties, als Greenpeace en de Milieudefensie zijn om deze reden dan ook tegen het akkoord. Zij zijn overigens niet de enige: ook een groot aantal andere organisaties, vakbonden en – blijkens een Europees Burgerinitiatief, waarbij meer dan 3,2 miljoen handtekeningen zijn – burgers zijn het CETA.
De onderhandelingen over het CETA zijn begonnen in 2009 en in 2014 werd het akkoord al formeel vastgesteld. Voordat het akkoord van kracht wordt moet deze nog worden goedgekeurd door de Raad van de Europese Unie, het Europese Parlement en moet deze het geratificeerd worden door de EU. Deze ratificatie, waarvan de Commissie heeft besloten dat deze zal verlopen volgens de uitgebreide procedure, vereist de instemming van alle lidstaten. Het zal echter niet de eerste keer zijn dat niet alle landen binnen de EU dezelfde mening delen over een bepaalde aangelegenheid. De Nederlandse Tweede Kamer steunt het akkoord. In alle andere Europese landen is dit tevens het geval, op één land na: onze zuiderburen, de Walen. Zij zijn namelijk in sterke mate ontevreden over het verdrag. Zij sluiten zich aan bij alle critici en zijn hierbij vooral tegen het nieuwe arbitragesysteem. Zij vrezen dat van dit systeem in grote mate misbruik zal worden gemaakt door grote Canadese bedrijven.
Ondanks dat enkele punten in het akkoord zijn aangepast en er verschillende interpretatieve verklaringen aan zijn toegevoegd om de Walen tegemoet te komen, heeft dit de Walen niet van mening kunnen doen veranderen. De Walen werden zondag voor een ultimatum gesteld: zij hadden tot maandagavond om akkoord te gaan met het CETA. Maar dit ultimatum hebben zij afgewezen. De klok tikt echter door. De ondertekening en ratificatie van het akkoord staan namelijk gepland voor overmorgen: 27 oktober. Het is nog maar de vraag op de Walen zullen toegeven, of voet bij stuk zullen houden. Als de Walen niet akkoord gaan zal het CETA op losse schroeven komen te staan. Maar aangezien het akkoord grotendeels gaat over internationale handel is het maar de vraag of de Walen het akkoord voor de hele Europese Unie van tafel kan doen laten schuiven. Mocht het zo ver komen, dan is het het Hof van Justitie van de EU die hierover zal moeten oordelen.