Het leven als Westlander
Als ik vertel dat ik een Westlander ben, wordt er vaak gelachen, vooral als ik daarna het vooroordeel kan bevestigen dat ik inderdaad tomaten pluk. Als tuindersdochter, met opa’s en oma’s die ook al tuinders waren, ben ik opgegroeid tussen de kassen. Op mijn dertiende werd ik de tuin in gestuurd door mijn ouders om er te gaan werken en met mij waren vele anderen uit de buurt. ’s Nachts wordt de lucht hier nooit zwart, maar oranje en André Kuipers kon het Westland dan ook zeer duidelijk onderscheiden vanuit de ruimte, zo ‘goud’ was de gloed van de kassen. Het Westland wordt ook wel de Glazen Stad genoemd en dit is niet voor niets: het is het grootste aaneengesloten glastuingebouwgebied ter wereld.
Veel mensen zien Westlanders als een stel boeren, die ergens achteraf op het platteland wonen, en maken grapjes als ‘Hebben jullie daar wel internet?’ en ‘Jullie lopen daar zeker nog op klompen’. Het Westland: daar waar iedereen elkaar kent en je meer Pools dan Nederlands hoort. Al bierdrinkend bevindt de Westlander zich al tig jaar met dezelfde vriendengroep in het hok, op een schuurfeest of al varend door het Westland op zijn zuipschuit (met voorop natuurlijk de Westlandse vlag en de hardstyle muziek kanon hard). Zelfs onze burgemeester, Sjaak van der Tak, verschijnt wel eens op Pownews, omdat hij ook wel van een borrel lijkt te houden. De dorpsfeesten in de zomer, feestweken genaamd, zijn de hoogtepunten van het jaar en noemt de Westlander ‘helemaal goud’, want verder is er bar weinig te beleven. ’s Morgens om zes uur sleept hij zich uit bed om zijn maten (ook to- to- to- tomatenplukkers) in de tuin te begroeten met ‘Môh’ en ‘Plukkie al?!’, om rond tien uur een bakkie te doen. Een leraar van me zei ooit dan ook dat die nuchtere Westlanders allemaal hard werken om vervolgens hun centen weer op te zuipen in het weekend.
Dit is het stereotype. En stereotypes zijn natuurlijk niet zomaar ontstaan, maar de Westlander is meer dan dat; het Westland zelf is meer dan dat. Al sinds de tweede helft van de negentiende eeuw loopt het Westland voorop in de glastuinbouw en door dit ondernemerschap is Nederland op dit moment de tweede exporteur van agrifoodproducten ter wereld. Het Westland heeft Floraholland, de grootste bloemenveiling ter wereld, en de Westlandse glastuinbouw wordt als een van de meest innovatieve sectoren ter wereld gezien. Zo worden er op grote schaal nieuwe groenterassen ontwikkeld, worden er kassen verwarmd op aardwarmte en blauwe orchideeën gekweekt/geverfd. Een groenteveredelingsbedrijf als Rijkzwaan besteedt wel 30% van zijn omzet aan R&D. De premier en de minister van de Landbouw van het hightech land Japan kwamen zelfs hier, bij een paprikateler in mijn dorp (ook wij kennen elkaar), om te kijken hoe ze de tuinbouw in eigen land kunnen verbeteren en ook China wil onze tuinbouwkennis gaan inzetten om de voedselproductie te verhogen.
Het gaat er hier dus niet zo simpel en ouderwets aan toe als menig student lijkt te denken. Om een orchidee te kweken, moet er een heel klimaat met systemen worden nagebootst en zelfs in de tomatenkas waar ik werk, gaat het er moderner aan toe dan velen denken. Zo hangt er in de kantine een flatscreen waarop statistieken te zien zijn van hoe snel iedereen gemiddeld werkt. Hoewel er vaak dus wel erg simpel over Westlanders en het Westland wordt gedacht, schuilt er achter dat nuchtere en soms wat lompe gedrag veel meer dan dat. De hardwerkersmentaliteit (‘als je het koud hebt, moet je harder werken en als je het warm hebt ook, want dan krijg je vanzelf tegenwind’) en het ondernemerschap hebben het Westland ver gebracht. Als ik dan ook tussen de kassen door naar huis fiets, bedenk ik me dat het zo erg nog niet is om hier vandaan te komen; sterker nog, het is vooral iets om trots op te zijn. ‘En dan zie ik het Westland, want daar wordt belicht.’