Hoe meet je geluk?
Vandaag zullen we geluk bekijken vanuit een economisch standpunt. Zoals gister al is beschreven: geluk is een heerlijk abstract begrip, maar daar heeft een econoom helaas niet zoveel aan. Als een econoom het geluk van de mensen wil verwerken in een model, dan moet het op de een of andere manier meetbaar worden gemaakt. Vandaar dat over het algemeen het woord ‘’geluk’’ nooit direct wordt gebruikt en men neemt liever het percentage werkloosheid of de inflatie om aan te tonen hoe goed het gaat met mensen. Hier op de universiteit heb je ook de minor Quality of Life and Happiness Economics1 waar ze kennelijk het antwoord voor ons hebben klaarliggen. Helaas heb ik die niet gevolgd, dus zal ik zelf een poging doen om de meetbaarheid van geluk te vinden.
Een van de eerste filosofen die de rol van geluk heeft opgenomen in theorie was Jeremy Bentham2. Jeremy Bentham was een vroege aanhanger van het Utilitarisme en hoewel hij een rechstfilosoof was, wordt zijn idee over geluk als een rekensom van plezier minus pijn gebruikt in veel economische modellen. Het idee is dat een mens rationeel is en een afweging maakt van de voor en nadelen van een actie. Als deze positief uitvalt dan is het uitvoeren van de actie dus een juiste beslissing. In de economie noemen we dit ook wel nutsmaximalisatie. Voor Bentham stond nut gelijk aan geluk, wat dus inhoudt dat als je je nut maximaliseert, je het meest gelukkig bent. John Stuart Mill3, geïnspireerd door het werk van Bentham, was het niet helemaal eens met deze kijk op geluk. Volgens Mill moeten mensen ook vrijheid hebben om gelukkig te zijn. Te veel restricties, hoewel dit misschien ten goede van de efficiënte zou zijn, gaan uiteindelijk ten koste van het geluk van de mensen. Mill maakte onderscheid tussen geluk en tevredenheid, waardoor dus niet elke soort geluk gelijk aan elkaar is. In plaats van nutmaximalisatie pleitte Mill voor vrijheidsmaximalisatie. Nu gaan we echter alweer in de richting van het abstracte, want hoe moet dit dan worden weergegeven in model?
Nu laten we filosofie voor wat het is en kijken we naar een meer tastbare indicator voor geluk; inkomen. Want waar studeren we uiteindelijk allemaal voor? Uiteraard om te kunnen kiezen welk beroep je straks wilt gaan vervullen, maar ook zeker omdat je dan uiteindelijk meer kan verdienen. Er zijn talloze onderzoeken gedaan naar het effect van inkomen op geluk en het effect van inkomen bleek uiteindelijk niet lineair te zijn. Een stijging in inkomen geeft op de korte termijn wel degelijk een stijging in geluk, alleen wen je snel aan het hogere inkomen en zakt je geluk weer naar zijn oorspronkelijke niveau. Mensen passen hun preferenties en aspiraties aan naar hun welvaartsniveau. Het blijkt ook dat mensen zich graag met elkaar vergelijken en dat het absolute inkomen niet zoveel uitmaakt, zolang je maar meer verdient dan je buurman (positional arms race). Voor dit effect kunnen we onze Nederlandse econoom Bernard Marinus Siegfried van Praag4 raadplegen. Van Praag ontdekte dit effect van een stijging inkomen op geluk en noemde het de preference drift, effect van een stijging in inkomen, en de reference drift, uiteindelijk doet alleen het relatieve inkomen ertoe. Dit impliceert ook dat als het inkomen, en dus het geluk, van iemand stijgt, dan neemt voor iemand anders het geluk weer af. En het probleem met een afname in geluk is dat dat dan niet terugkeert naar het oorspronkelijke niveau, terwijl de ander went aan zijn nieuwe inkomen en weer op het oude niveau van geluk terugkomt. Dit gaat nu wel een beetje lijken op een argument voor communisme, maar dat is wel weer kort door de bocht. Maar als meer inkomen dus niet gelukkiger maakt, wat bepaalt je geluk dan?
In het boek ''Happiness. Lessons from a new science'' 5 wordt er naar verschillende kenmerken gekeken en welke invloed dezen zouden hebben op je geluk. Onder andere leeftijd, opleidingsniveau, IQ, geslacht en uiterlijk blijken maar een marginale invloed te hebben op hoe gelukkig je bent. De factoren die het meeste invloed blijken te hebben op je geluk zijn je gezondheid, vrijheid, gezinsrelaties en vrienden. Tussen landen blijkt dat geluk in een land samenhangt met de hoeveelheid vrijheid in een land. Daarbij moet er natuurlijk wel rekening gehouden worden met het feit dat mensen wel kunnen zeggen dat ze gelukkig zijn, maar later toch heel wat redenen vinden om ergens over te klagen, want uiteindelijk is dat toch het makkelijkst.
Of geluk nu echt te meten valt hangt uiteindelijk af van welke betekenis je aan geluk geeft. Is geluk slechts een afweging van plezier en pijn of zijn er nog veel meer factoren waar je rekening mee moet houden? Geen inkomen maakt niet gelukkig maar meer inkomen blijkt uiteindelijk toch ook niet voor meer geluk te zorgen. Het is uiteindelijk misschien beter om aandacht te besteden aan je gezondheid, familie en vrienden, maar voor een economisch model is dat natuurlijk niet te meten.